Op geen enkele andere dag van het jaar hebben in de Duitse geschiedenis zulke belangrijke gebeurtenissen plaatsgevonden als op 9 november. Toch is het geen nationale feestdag. Waarom eigenlijk?
1989: Val van de Berlijnse muur
Veel oudere mensen herinneren zich nog 9 november 1989: de dag dat de Berlijnse Muur viel, nu precies dertig jaar geleden. Een historische gebeurtenis, veroorzaakt door een misverstand: Günther Schabowski, een hoge partijfunctionaris in de DDR, hield onvoorbereid een persconferentie. Naar aanleiding van een vraag van een journalist zei hij plotseling: “Maar vandaag is, voor zover ik weet, een beslissing genomen… We hebben besloten dat iedere DDR-burger de grens over mag.” Op de vraag wanneer dat dan precies zou ingaan, antwoordde Schabowski na enig bladeren in zijn papieren: “Dat geldt – voor zover ik weet – … vanaf nu.” Eigenlijk gold de maatregel alleen voor DDR-burgers die permanent naar het Westen wilden emigreren en zou de volgende dag in werking moeten treden. Maar de boodschap van Schabowski ging rond als een lopend vuurtje en zorgde voor drommen mensen bij de grensovergangen. Nadat een commandant van een grensovergang op eigen houtje de grens opende, was het hek van de dam en stroomden DDR-burgers massaal naar het Westen.
Toch is de 9e november niet de datum van de nationale feestdag “Tag der Deutschen Einheit” geworden, maar 3 oktober: de datum waarop in 1990 beide landen weer formeel één Duitsland werden. Dat heeft te maken met een andere 9e november, namelijk in 1938.
1938: Kristallnacht
De nacht van 9 op 10 november 1938 staat bekend als de ‘Kristallnacht’, vanwege de vele kapotgeslagen ruiten in winkels en synagogen. In die nacht vond een ‘pogrom’ (Jodenvervolging) in heel Duitsland plaats, die was geregisseerd door Joseph Goebels, minister van propaganda in het Nazi-regime. Aanleiding was een aanslag op een Duitse diplomaat in Parijs, door een Joodse man. Goebbels hitste het volk op via een radiotoespraak, gaf de SA (die een feestavond had, ter herdenking van de Hitlerputsch in 1923) opdracht actief mee te werken aan de pogrom en de politie en de brandweer om juist afzijdig te blijven. Het resultaat was een enorme geweldsexplosie, waarbij 1400 synagogen werden verwoest, en tenminste 7500 winkels van Joodse bezitters. Verder waren er veel geweldsmisdaden tegen Joodse mensen, waarbij ca. 400 doden vielen. De Kristallnacht was het begin van het openlijke geweld tegen Joden en is nog steeds één van de zwartste bladzijden uit de Duitse geschiedenis.
1923: BierkellerPutch
In de eerste vier jaren na het einde van de Eerste Wereldoorlog werd Duitsland geteisterd door regeringscrises, hongersnood, linkse en rechtse rebellie, ziekten en enorme hyperinflatie in 1923.
Op 8 november 1923 zag Adolf Hitler zijn kans schoon, en deed zijn intrede in de Duitse geschiedenis met de ‘Bierkellerputsch’. De militie van zijn NSDAP, de SA, nam een aantal hoogwaardigheidsbekleders in München gevangen, bezette een aantal strategische punten, en trachtte zo de macht in Beieren te grijpen. Hitler had de medewerking van de legendarische generaal Ludendorff weten te verkrijgen. Het leger gehoorzaamde echter niet de bevelen van Hitler, maar die van Berlijn, en sloeg samen met de politie de volgende dag, 9 november, de opstand neer. Hitler werd uiteindelijk tot een vrij lichte gevangenisstraf veroordeeld, terwijl het daarop volgende verbod op de NSDAP in de jaren daarop geleidelijk werd opgeheven.
1918: Novemberrevolutie
Tijdens de Eerste Wereldoorlog groeide in Duitsland de ontevredenheid over het beleid van de aristocratische elite (waaronder de Keizer), de legerleiding en de gevolgen van de oorlog.
In het najaar van 1918 werd het ook de legerleiding duidelijk dat de oorlog niet meer te winnen was en werden hervormingen ingevoerd om de macht van de keizer te beperken en van het parlement te vergroten. Maar keizer Wilhelm II was nog steeds de opperbevelhebber van het leger, en het was nog steeds alleen hij die bepaalde wie kanselier werd.
Toen eind oktober de marineleiding eigenmachtig nog een laatste wanhoopsaanval op de Engelse vloot plande, kwamen de matrozen in opstand. De opstand verspreidde zich snel over heel Duitsland en overal werden revolutionaire raden van soldaten en arbeiders opgericht. Een links-radicale revolutie dreigde.
Ondanks herhaalde oproepen van het parlement en ook van de legerleiding weigerde de keizer afstand te doen van de troon. Daarop riep op 9 november de sociaaldemocraat Philip Scheidemann de republiek uit, staande in een raam van de Rijkskanselarij. De volgende dag vluchtte de keizer naar Nederland, en daarmee was het keizerrijk vervangen door de ‘Weimar-republiek’.
1848: Executie van een voorvechter van de democratie
Het jaar 1848 is bij de meeste Nederlanders alleen nog vaag bekend als het jaar waarin Nederland zijn eerste grondwet kreeg van Thorbecke en de parlementaire democratie werd ingevoerd. De koning (Willem II) kreeg minder macht en viel in het vervolg onder ‘ministeriële verantwoordelijkheid’.
Minder bekend is dat in heel Europa nationaal-liberale opstanden ontstonden. De Duitse revolutionairen eisten liberale, democratische hervormingen en de vorming van een nieuwe Duitse eenheidsstaat. De niet-Duitse bevolkingsgroepen, Slaven en Hongaren, eisten een grotere mate van autonomie of gehele onafhankelijkheid van de vreemde overheerser.
De voornaamste oorzaak van het uitbreken van de revolutie was de wijdverbreide ontevredenheid over het reactionaire, absolutistische regeringssysteem in de Duitse staten sinds het Congres van Wenen (1815). In economisch opzicht speelden de industriële revolutie, de daarmee samenhangende verpaupering en de grote misoogsten van 1846 een rol.
Na een onrustige periode van volksopstand en barrikadengevechten vergaderde dan op 18 mei 1848 het parlement van Duitsland voor de eerste keer in Frankfurt. Bij de geheime verkiezingen kon 80% van de mannen met een beroep stemmen. Als vice-voorzitter van het parlement werd Robert Blum gekozen, de fractievoorzitter van de (gematigd linkse) ‘democratische partij’.
Naast zijn parlementswerk was hij uitgever van een krant, waarin hij bijna dagelijks zijn politieke visie kon uiten.
Het parlement bleek in de praktijk echter weinig macht te hebben. De koning van Pruisen en de keizer van Oostenrijk trokken zich weinig aan van parlementsbesluiten, en zo bleef het onrustig. Bij een nieuwe opstand in Wenen ging Robert Blum de opstandelingen ondersteunen en werd zelf gevangen genomen. Ondanks zijn status als parlementariër werd hij enkele dagen later, op 9 november geëxecuteerd. Na zijn dood kreeg Robert Blum de heldenstatus, als vroege voorvechter van democratische waarden in Duitsland.
In heel Europa kregen na het mislukken van de revoluties van 1848 de reactionaire krachten weer de overhand en werden de meeste liberale concessies weer teruggedraaid.
Een Duitse eenheidsstaat zou pas ontstaan na de oorlog van 1870 en van een echte democratie was pas sprake na de Eerste Wereldoorlog, in de Weimar-republiek.
Dit artikel komt van
© 2019 Bentheim.Info
www.bentheim.info
Tags: Geschiedenis, 9 november